zaterdag 9 april 2016

138. Mijn homoseksuele media-optredens

In blogbericht 136, Memoires in wording, gaf ik een overzicht van mijn homoseksuele en humanistische levensherinneringen die al in mijn blog zijn verschenen. In blogbericht 137, Waarom memoires?, legde ik uit waarom ik dit beoogde boek belangrijk vind. In dit bericht geef ik uit mijn boek een overzicht van mijn belangrijkste homoseksuele media-optredens.

Op de achtergrond
Mijn rol in de media begon op de achtergrond. Op 21 januari 1969 werd op het Binnenhof in Den Haag de eerste homodemonstratie in Nederland gehouden. Dat was dus nog vóór de beroemde Stonewall-rellen eind juni 1969 in New York die wereldwijd tot een omslag leidden in de homo/lesbische beweging. Omdat de Nederlandse demonstratie gericht was tegen het beruchte 'chantage-artikel' 248-bis WvS dat seksuele contacten verbood tussen meerder- en minderjarigen van gelijk geslacht werd er voor gezorgd dat vooral jongeren onder de 21 (toen de leeftijdsgrens) aan deze demonstratie deelnamen. Sindsdien ben ik de media op de voet blijven volgen als zij (indertijd meestal negatief) over homo's en over homoseksualiteit schreven. Als bijvoorbeeld iemand in die tijd vermoord werd of gevangen genomen werd, vermeldden de media nooit dat betrokkenen hetero's waren maar juist wel als het homo's waren. Ook kwam het voor dat kranten schreven over "een man die een homoseksuele relatie met een man had": alsof je daar een heteroseksuele relatie mee kunt hebben! Vooral in de periode dat ik van 1972 tot 1975 algemeen secretaris was van het COC konden de media er op rekenen dat ik hen voortdurend wees op een discriminerende benadering rond homoseksualiteit. Dat hielp op den duur.  

In de eigen achterban was het in die tijd gebruikelijk om van een hetero te zeggen: "hij is normaal". Die gewoonte heb ik met succes bestreden. Het gebruik van het begrip 'normaal' lijkt onbeduidend maar is dat niet. Het vermengt de betekenissen 'gangbaar' en 'gewenst'.  Juist voor een minderheid die gelijkwaardigheid nastreeft, is het belangrijk om duidelijk te maken dat wanneer iets niet gangbaar is het daardoor niet ongewenst of minderwaardig is. Het is nu gelukkig gebruikelijk dat het woord 'hetero' wordt gebruikt in plaats van het begrip 'normaal'. Zo bestreed en bestrijd ik ook het gebruik van het woord 'natuurlijk' als 'vanzelfsprekend' bedoeld wordt. Voor homo's en lesbo's is er niets 'tegennatuurlijks' aan om de eigen seksuele natuur te volgen. Het doorbreken van de vanzelfsprekendheid van heteroseksualiteit is immers noodzakelijk om homo/lesbische jongeren meer kansen te bieden op een gelijkwaardig bestaan.

In 1970 was er veel te doen over de zogenaamde 'Homofielenpartij' van Harry Thomas die beweerde 20.000 leden te hebben. Dit leek mij, de homobeweging goed kennende, uiterst onwaarschijnlijk maar de meeste journalisten verzuimden dit na te gaan. Hij kreeg enorm veel publiciteit tot ik de mij bekende journalist Kees Noordewier inseinde. Hij onderzocht de zaak en kwam tot de ontdekking dat die partij helemaal niet bestond. In De Journalist van 15 december 1970 bewees hij dat Harry Thomas een "enorme fantast, querulant, herriemaker en bedrieger" was, waarmee deze politieke zeepbel tot een einde kwam. 

Uit de kast
Op 19 december 1971 was ik in de zendtijd van de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming voor het eerst op de televisie als openlijke homoseksueel. Daarmee was ik na Gerard Reve (1963) en Benno Premsela (1964) een van de eersten. Ik was die eerste keer behoorlijk zenuwachtig maar mijn vroegere buurvrouw uit de Hilversumse Graaf Florislaan Netty Rosenfeld stelde mij als interviewster op een goede wijze gerust. Het was voor mij vanzelfsprekend dat ik niet onherkenbaar in beeld zou komen zoals toen gebruikelijk. Als jonge homo had ik niets om mij voor te schamen. Ik herinner me dat ik de dag erna zeer benieuwd was naar de reacties. Opvallend was dat juist veel oudere homo's het gevaarlijk vonden dat ik zo openlijk uit de kast kwam. Benno Premsela vertelde mij dat hij een zelfde ervaring had. Het feit dat er openlijk over homoseksualiteit gesproken werd, zagen homo's in de kast als een bedreiging van hun dubbelleven. En het feit dat je uit de kast kon komen zonder negatieve gevolgen, deed de vraag opkomen waarom zij nog in de kast wilden blijven.

Mijn hele leven heb ik mij nooit als openlijke homo echt bedreigd gevoeld. Ik ben twee keer bedreigd. De eerste keer was in de jaren zeventig in het Poolse Poznan. In een park dat kennelijk een ontmoetingsplaats voor homo's was, wilde de politie mij oppakken tijdens een razzia. Ik kon een brief laten zien waaruit bleek dat ik als wetenschapper de gast was van de Polska Akademia Nauk, de Poolse Academie van Wetenschappen. Toen werd ik "voor mijn eigen veiligheid" door de politie het park uitgeleid. Niet de lokale homo's maar de politie had ik als een bedreiging ervaren.

De tweede keer was in de jaren negentig in Brussel. Samen met een bodybuildende vriend verliet ik een aldaar bekende homosauna toen wij in een verlaten straat bedreigend in het Frans werden uitgescholden door een groepje jongens met Noord-Afrikaans uiterlijk. Dankzij mijn vriend met een bodyguard-uiterlijk waren zij banger dan wij en we riepen vrolijk scanderend al doorlopend terug: "zielepoten!" Niet alleen omdat wij vermoedden dat zij boter op hun hoofd hadden, (wie staat immers bij een uitgang van een homosauna te wachten?), maar ook om nog even in te wrijven dat Brussel een tweetalige stad is terwijl zij kennelijk het Nederlands niet machtig waren.

Koninklijke Goedkeuring
Na 27 jaar sociale, politieke en juridische strijd werd het COC najaar 1973 eindelijk rechtspersoon, de zogenoemde 'koninklijke goedkeuring'. Dit was mede dankzij D66-er Jan Glastra van Loon die van 1973 tot 1975 staatssecretaris voor Justitie in het kabinet Den Uyl was. Hij volgde mij van 1987 tot 1994 op als voorzitter van het Humanistisch Verbond. Tot 1973 waren bestuursleden van het COC hoofdelijk aansprakelijk, wat een zeer ernstige belemmering was voor de homo/lesbische beweging. En dat allemaal omdat het COC volgens de christelijke partijen een "gevaar voor de rechtsorde" was.

Zoals hiervoor beschreven, leerden mijn partner Herman Beks en ik elkaar 11 maart 1972 kennen. Heel snel daarna gingen wij samenwonen in mijn huurflat in de Utrecht wijk Overvecht. Dankzij vrienden van Benno Premsela hoorden wij dat er een verwaarloosd rijksmonument uit 1600 in Vianen te koop stond. Najaar 1973 liep Herman door een straatje van middeleeuws Vianen op weg om het pand te gaan bekijken toen hij mij plotseling door een raam op de televisie zag. Wat was er gebeurd?

Die middag was bekend geworden dat het COC eindelijk rechtspersoon zou worden. De NOS wilde Benno Premsela live in het Journaal van zes uur hebben maar hij vond het beter dat een jongere als ik dat zou doen. Het was de eerste rechtstreekse televisie-uitzending die ik meemaakte. Er zouden nog enkele volgen. Omdat er in die tijd nog geen mobieltjes waren, had ik Herman niet kunnen bereiken om hem in te seinen. Ik hoorde pas die avond laat dat hij mij had gezien door een raam in een huis vlak bij het huis waar wij ruim dertig jaar zouden gaan wonen. Ik ben niet bijgelovig maar deze samenloop van omstandigheden blijf ik heel toevallig vinden.  

Uur U
Begin jaren zeventig was het VARA-programma Uur U van Koos Postema toonzettend en taboedoorbrekend. De uitzending 'Samenleven en niet trouwen' was de eerste waarin een grote groep homo's en lesbo's openlijk aanwezig waren. Zij bepleitten relatierechten voor paren van gelijk geslacht. In die tijd was het nog gebruikelijk dat een homo/lesbische partner bij ziekenhuisopname of overlijden van zijn of haar levenspartner geen enkel recht had en de vaak homovijandige familie van de overledene wraak kon nemen op de gehate partner. Dat leidde tot schrijnende gevallen. Ik was daar als algemeen secretaris de woordvoerder van het COC. Het was bovendien de eerste televisie-uitzending waarin Herman en ik samen aanwezig waren. We hadden toen geen idee dat het nog bijna dertig jaar zou duren voor huwelijksgelijkberechtiging in Nederland als eerste land ter wereld tot stand zou komen.

Misleidend onderzoek
In de jaren zeventig tot en met negentig was een belangrijk deel van mijn media-optredens in kranten, radio en televisie gekoppeld aan het verschijnsel dat regelmatig (zogenaamd) wetenschappelijk onderzoek verscheen over het ontstaan van homoseksualiteit. Waarom was er in het verleden vaak gedoe over onderzoek naar het vermeende ontstaan van homoseksualiteit en nu niet meer? Allereerst omdat veel onderzoekers onder de verdenking stonden homoseksualiteit als een te genezen ziekte te beschouwen. Dat kwam omdat zij vaak begrippen als 'afwijking' of 'abnormaal' gebruikten en dat werkte als een rode lap op een stier.

In de tweede plaats waren dergelijke onderzoekingen vaak niet representatief en waren en geen controlegroepen. Bijvoorbeeld een groep van een tiental homomannen die aan aids waren overleden, is wetenschappelijk ongeschikt om welke verantwoorde uitspraak over homoseksualiteit dan ook te doen. Het aantal is te klein. Er was geen controlegroep van lesbische vrouwen of homo's die niet aan aids waren overleden of die niet regelmatig naar New York vlogen waardoor hun tijdklok in de hersenen er anders uitzag.

Men is steeds meer gaan begrijpen dat onderzoek naar uitsluitend het ontstaan van zoiets ingewikkelds als homoseksualiteit en niet naar het ontstaan van bi- en heteroseksualiteit per definitie discriminerend is. En welk zinnig mens denkt discriminatie op grond van een zwarte huidskleur te kunnen bestrijden door onderzoek te doen naar het ontstaan van een zwarte huid? Waarom is nog nooit gezocht naar een homohaatgen? Omdat medische en biologische onderzoekers ongetwijfeld veel verstand hebben van hun vakgebieden maar meestal niet van zoiets ingewikkelds als homoseksualiteit en homohaat wereldwijd door alle eeuwen heen. Bovendien is in steeds meer delen van de wereld de homo/lesbische gelijkberechtiging zo ver voortgeschreden dat velen hun schouders ophalen bij weer het zoveelste onderzoek dat niets verandert aan het maatschappelijke vraagstuk van grote homovijandigheid waarmee velen nog worstelen.

Openstelling huwelijk
Tijdens de kabinetsformatie van Paars II begin zomer 1998 was het eindelijk zover. Met dank aan D66-onderhandelaar Boris Dittrich werd er overeenstemming bereikt over de openstelling van het huwelijk voor paren van gelijk geslacht. Dit lekte uit op een vroege zomeravond en het NOS Journaal wilde daar om tien uur aandacht aan besteden. Zij belden na negenen op naar Henk Krol in Eindhoven om zo snel als mogelijk naar Hilversum te komen maar daar was de tijd te kort voor. Hij stelde de NOS voor om mij te benaderen in de terechte veronderstelling dat ik dichter bij Hilversum zou zijn.

Het is bijna niet meer voor te stellen maar dit speelde zich af in de tijd dat nog niet iedereen over een mobieltje beschikte. Mijn vriend Herman was gelukkig thuis in Vianen en hij wist dat ik met het bestuur van het Humanistisch Vormings Onderwijs vergaderde in een hotel in Utrecht. De receptionist van het hotel had mij daar binnen zien komen en toen de NOS belde kon hij mij meteen naar de telefoon halen. Ik stapte onmiddellijk in mijn auto en was net op tijd in de studio in Hilversum.

Er was geen tijd voor vooroverleg en ik werd overvallen door de kritische vraag waarom het homo/lesbisch ouderschap nog niet geregeld was. In minder dan een seconde overwoog ik dat het een strategische blunder zou zijn om deze stap vooruit nu te ondergraven door kritiek te geven op het bereikte resultaat. Uit onderzoek was al gebleken dat Nederland in meerderheid voor gelijkberechtiging van volwassen paren was maar verdeeld was over homo/lesbisch ouderschap. Daarom zei ik dat ouderschapswetgeving iets anders was dan huwelijkswetgeving en dat ik heel blij was dat dit mensenrecht om te kunnen trouwen nu werkelijkheid zou worden.

Veel emancipatiebewegingen lijden aan het 'alles-of-niets-euvel'. Maar gelukkig begreep polderend Nederland dat we niet het onderste uit de kan moesten willen omdat we anders homovijandige toestanden als de afgelopen jaren in Frankrijk over ons heen hadden kunnen krijgen. Nu is inmiddels in alle rust ook het lesbisch ouderschap van de niet-biologische moeder wettelijk in Nederland tot stand gekomen. Het duurde even maar die rust is zeker voor opgroeiende kinderen ook heel wat waard.

Rémi van der Elzen
Aan deze televisie-uitzending op 28 februari 1996 van Teevee Studio door Remi van der Elzen heb ik de meest aangename herinneringen. In de eerste plaats omdat zij een goede gastvrouw was en mij liet uitpraten en niet voortdurend onderbrak zoals dat tegenwoordig de mode is op de Nederlandse televisie. In de tweede plaats omdat ik zelf muziek en filmpjes mocht uitzoeken en mij niet in een vorm hoefde te persen die helaas veel programmamakers opleggen aan mensen die ondervraagd worden alsof zij bedenkelijke halvegaren zijn. Na mijn terugtreden als voorzitter van de Interfacultaire Werkgroep Homostudies Utrecht in 1992 ging ik bij hoge uitzondering in op uitnodigingen om op radio of televisie te verschijnen. Dit televisieprogramma was zo'n uitzondering.

Benno Premsela 
Een andere uitzondering was de televisiedocumentaire die Carrie de Swaan maakte over Benno Premsela en die op 17 november 1999 werd uitgezonden door de Humanistische Omroep. De eerste reden was dat Benno een tweede vader voor mij is geweest. De tweede reden was dat Carrie de Swaan uitstekende programma's had gemaakt. En de derde reden was dat ik heel blij was dat de Humanistische Omroep, door een programma over Benno te laten maken, liet zien dat hij een verbinding belichaamde tussen zowel de homo- als de humanistische emancipatiebewegingen waarin hij en ik actief waren. Wie de documentaire wil bekijken kan dat doen door de in 2008 verschenen biografie over Benno Premsela geschreven door Bert Boelaars te lezen waaraan de dvd als bijlage is toegevoegd.


Naschrift:
Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.


Naschrift: in mijn blog plaats ik onder andere conceptteksten voor mijn memoires die eind 2016 als boek zullen verschijnen. Mijn eigen blogteksten zal ik niet steeds als citaat aanhalen. Dat doe ik wel met het aanhalen van eigen teksten die elders zijn verschenen, met bronvermelding.