zaterdag 10 oktober 2015

114. Identiteit als keuze

Op woensdag 28 oktober 2015 om 20.00 uur word ik in Molkwar/Molkwerum ondervraagd door de Friese oud-gedeputeerde Jannewietske de Vries. Zij zal mij ondervragen over het onderwerp: familie. Oudere Nederlandse homo's en lesbo's weten nog dat van iemand die 'ook zo' was, werd gezegd dat hij/zij 'van de familie' was. Kortom: het zal veel gaan over homoseksualiteit en Friesland met de bijbehorende identiteiten. Of: wat hebben homo's, vrouwen, Friezen en Vlamingen gemeenschappelijk? Een zitplaats bespreken kan hier.

Sinds maart 2014 plaats ik in mijn blog voorpublicaties uit mijn memoires die september 2016 als boek zullen verschijnen. In blogbericht 3 van juli 2013 heb ik beschreven hoe mijn humanistische archieven zijn ondergebracht bij het Humanistisch Historisch Centrum in Utrecht en de rest van mijn meest organisatorische archieven bij het Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum Tresoar in Leeuwarden. Bij de overdracht van laatstgenoemde archieven heb ik op vrijdag 13 mei 2011 in Tresoar een lezing gehouden onder de titel: Identiteit als keuze. Omdat deze lezing mijn visie samenvat op een belangrijk deel van mijn levensbeschouwing (en omdat er veel vraag naar is) heb ik het plan om die ook op te nemen in mijn memoires. En hieronder dus als blogbericht als achtergrond voor het komende vraaggesprek.

IDENTITEIT ALS KEUZE

1. Misverstanden wegnemen
Allereerst wil ik twee gangbare misverstanden wegnemen. Mijn partner Herman Beks wijst er regelmatig op dat het in de media gebruikelijk is geworden om het begrip “vergelijken” ten onrechte te gebruiken als “gelijkstellen aan” terwijl Van Dale vergelijken terecht omschrijft als het op een rijtje zetten van overeenkomsten en verschillen. Als ik identiteiten vergelijk, betekent dat dus niet dat ik ze gelijkstel maar dat ik overeenkomsten en verschillen op een rijtje zet

Prinses Maxima is verguisd omdat zij het waagde te zeggen dat DE Nederlandse identiteit niet bestaat. Iedere sociale wetenschapper kan uitleggen dat zij daar helemaal gelijk mee had omdat het gebruik van het woordje DE veronderstelt dat ALLE betrokkenen volledig gelijk zouden zijn en dat is wetenschappelijk gezien onzin. DE man, DE vrouw, DE homo, DE hetero, DE Fries: ze bestaan niet. Ik zie wel een meneer De Vries in de zaal zitten, maar hij zal het met mij eens zijn dat hij niet DE Fries is... 

2. Keuze 
Humanisten gaan er van uit dat mensen het vermogen en het recht hebben om zelf zin en vorm te geven aan het eigen bestaan zolang zij het zelfbeschikkingsrecht van anderen niet aantasten. Dit uitgangspunt heeft gevolgen voor hoe je aankijkt tegen vrijheid, gelijkheid en broederschap, de idealen van de Franse en de Bataafse Revolutie. 

Vrijheid is dan niet negatief (de AFwezigheid van regels) want dat leidt tot het recht van de sterkste en dus de onvrijheid van de zwakkeren. Vrijheid is vanuit humanistisch oogpunt positief: de AANwezigheid van zodanige regels dat ieders zelfbeschikkingsrecht vorm gegeven kan worden.

Gelijkheid is dan niet gelijkVORMigheid (want dat is onverenigbaar met vrijheid) maar gelijkWAARDIGheid (gelijke toegang tot mensenrechten) want dat is heel goed te verenigen met veelvormigheid. Vooral voor de gelijkberechtiging van minderheden als homo’s en Friezen is dat van groot belang.


Broederschap is in humanistische zin niet de van boven afgedwongen solidariteit: we hebben in de ondergang van de Sovjet-Unie en Joegoslavië kunnen zien tot welke ellende dat kan leiden. Het gaat hier om het welbegrepen eigenbelang: je beseft dat als de ene minderheid onderdrukt wordt, jou dat ook kan treffen omdat iedereen op de een of andere manier tot minderheden behoort: linkshandigen, roodharigen, enz. Samengevat: mensen kunnen kiezen en ook niet-kiezen is een keuze. 


3. Theocratie, technocratie, biocratie, of democratie? 
Deze keuzevrijheid staat haaks op de gedachte dat mensen zich hebben te onderwerpen aan hogere machten (theocratie), aan wetenschappelijke wetten (technocratie), als ook aan natuurwetten (biologisch determinisme) maar is uitstekend te verbinden met democratie.

Vanuit humanistisch oogpunt is democratie niet de dictatuur van de meerderheid maar de maatschappelijke vormgeving van het menselijk zelfbeschikkingsrecht. Anders gezegd: als 76 Kamerleden zouden beslissen dat homo’s en Friezen gediscrimineerd mogen worden dan is dat geen democratisch besluit. Homo’s en Friezen hebben het recht om zelf zin en vorm te geven aan hun bestaan zonder dat aangetoond hoeft te worden dat zij andere hersenen of genen hebben, ook al probeert een professor Sickbock ons dat nog zo vaak wijs te maken. Er zijn ongetwijfeld biologische factoren die van belang zijn in het menselijk bestaan maar dat geeft niemand het recht om op grond daarvan mensenrechten te schenden. 

4. Identiteit 
We kunnen een onderscheid maken tussen een persoonlijke identiteit (WIE ben ik) en een collectieve (WAT ben ik). Vanuit humanistisch oogpunt staat de persoonlijke identiteit centraal maar de paradox is dat die zich niet kan ontwikkelen in een omgeving zonder bepaalde soorten collectieve identiteiten. 

Dit is de paradox van de opvoeding: afwezigheid van regels maakt onvrije mensen omdat iedereen pas zijn eigen identiteit kan ontwikkelen in wisselwerking met collectieve identiteiten die daar ruimte voor scheppen. Je ziet dit het duidelijkst bij het opgroeien van homo/lesbische kinderen. Vrijwel alle andere leden van minderheden groeien op in een omgeving die hen mogelijkheden tot positieve identificatie bieden maar vrijwel alle homo/lesbische kinderen groeien in een heteroseksuele omgeving op en missen dus op dit punt de mogelijkheid om zich in anderen te kunnen herkennen tenzij ouders, opvoeders en onderwijzers zich daarvan bewust zijn en daarnaar handelen. 

Voor de toekomst van de Friese identiteit is het daarom van belang dat ouders, opvoeders en onderwijzers zich bewust zijn van het belang van positieve mogelijkheden tot identificatie met de Friese taal en cultuur. Het domste wat je dan kunt doen is dat te verwaarlozen, bijvoorbeeld door bibliotheken met Friese boeken weg te bezuinigen. Friestalig onderwijs,  de toneelgroepen Tryater en Sult evenals Omrop Fryslân spelen daarom een wezenlijke rol voor de toekomst van de Friese cultuur.

Identiteiten kunnen opgedrongen, toegeschreven, verkregen of zelfgekozen zijn. Dat opdringen kan gebeuren door op grond van de vijf G’s (geboorte, geslacht, gerichtheid, godsdienst of geschiedenis) iemand een bepaalde identiteit op te leggen. Zo denken hele volksstammen (zelfs veel homo’s!) dat een homoman zich vrouwelijk zou moeten gedragen. Hier zie je ook de samenhang tussen vrouwen- en homodiscriminatie: omdat in homovijandige culturen “mannelijk” gedrag hoger gewaardeerd wordt dan “vrouwelijk” gedrag, verlaagt een homoman zich door dat gedrag aan te nemen. Culturen die mannen en vrouwen meer vrijheid geven voor persoonlijke identiteitsvorming denken positiever over homoseksualiteit dan culturen waarin de rollen van mannen en vrouwen vastgelegd liggen.  


De vijf G’s zijn niet onbelangrijk maar ze zijn als afkomst geen persoonlijke verdienste: als iemand zegt trots te zijn als homo of als Fries dan wordt bedoeld trots te zijn op wat de betrokkene van die aanleg of afkomst gemaakt heeft. Dat kan het beste omschreven worden met het begrip emancipatie: het toenemend vermogen om met behulp van bepaalde collectieve identiteiten een persoonlijke identiteit te ontwikkelen en vandaar uit weer bij te dragen aan het verder ontwikkelen van die collectieve identiteiten die zelfbeschikking en diversiteit bevorderen.

Anders gezegd: de emancipatie van homo’s, vrouwen en Friezen is niet voltooid als zij zich als hetero’s, mannen en Hollanders gaan gedragen. Emancipatie heeft niet als eindstation de gelijkvormigheid maar de ongelijkvormigheid in gelijkwaardigheid. In die zin moeten dus begrippen als “Proud to be gay” en “Fryslân boppe” begrepen worden. 


5. Voorbeeld: Vlaanderen 
Het had niet veel gescheeld of ik was in 1982 niet gepromoveerd op het proefschrift “Homoseksualiteit in Nederland; studie van een emancipatiebeweging” maar op de taalstrijd in Vlaanderen. Mijn hoogleraar vond taalstrijd in die tijd achterhaald en homobevrijding veel actueler. Wie nu naar de problemen in België kijkt, kan tot een andere afweging komen. Het is voor de Vlaamse en de Friese emancipatiebewegingen belangrijk om van elkaars ervaringen te leren. Er zijn zeker verschillen: de Vlamingen vormen in België een meerderheid en de Friezen in Nederland een minderheid. Maar veel van de hedendaagse problemen in België hadden vermeden kunnen worden als Walen en Vlamingen beter naar de Friese geschiedenis hadden gekeken. Zo is het een verademing om te zien hoe Friestaligen en niet-Friestaligen in Friesland met elkaar omgaan in vergelijking met de minachting waarmee de meerderheid van de Franstaligen weigert Nederlands te leren verstaan. 

Wist U dat de (in 2011) alsmaar mislukkende onderhandelingen om tot een nieuwe Belgische regering te komen in de minderheidstaal het Frans werden gehouden? Dat in Brussel en omgeving de meeste Franstaligen weigeren met Nederlandstaligen te spreken? Dat de Fransdolle partij FDF (Front des Francophones) Vlamingen als nazi’s behandelt?
De haat waarmee de Vlamingen in Frankrijk eeuwenlang werd verboden om Nederlands te spreken, zou ik culturele genocide willen noemen. Toch is er (of misschien wel juist daardoor) in Frans-Vlaanderen sprake van een sterke Vlaamse identiteit en wordt in steeds meer scholen in Rijsel/Lille en Duinkerke, Kassel, Hazebroek, Winoksbergen, Wormhout, Hondschote, en Steenvoorde Nederlands gegeven op basisscholen. En in de delta van het riviertje de Aa tussen Duinkerken en Kalis/Calais had ik zelfs het gevoel in Friesland rond te rijden. Op de indrukwekkende berg van Kassel kwam ik tot mijn vreugde zelfs een standbeeld tegen van de Vlaamse graaf Robert le Frison! De gewoonte om de historische Friese invloedssfeer te laten ophouden bij het Zwin is mijns inziens te bescheiden. Het wordt hoog tijd dat meer Friezen het Blootland en het Houtland tussen Duinkerke en Rijsel gaan bezoeken en leren waarderen. 

6. Voorbeeld: verschillende Frieslanden 
Het voorbeeld van het Vlaams bewustzijn in verfranste gebieden in Frankrijk kan ons helpen om de Friese identiteit van de andere Frieslanden West-, Oost- en Noord-Friesland beter te begrijpen. Men kan mensen wel hun taal ontnemen maar moeilijker hun identiteit. “De taal is gans het volk”, zoals de Vlaamse strijdkreet luidde. Maar desalniettemin zou het voor de Friese emancipatiebeweging onverstandig zijn om die uitsluitend als een taalstrijd te benaderen. Het heeft mij steeds verbaasd om te merken hoe weinig Nederlandse Friezen ooit Oost- en Noord-Friesland in Duitsland hebben bezocht waar de Friese identiteit nog altijd springlevend is. En hoeveel Friezen zijn zich bewust van de invloed die Friezen hebben gehad op de ontwikkeling van Holland, Nederland en via Nieuw-Amsterdam op de Verenigde Staten? (Lees de boeken van Luit van der Tuuk over De Friezen, de vroegste geschiedenis van het Nederlandse kustgebied, en van Russel Shorto over “Nieuw-Amsterdam, een eiland in het hart van de wereld” over het ontstaan van Friese en Amerikaanse identiteiten). 

Gelukkig groeit in Friesland wel het besef dat het Europese minderhedenbeleid van grote betekenis is om de verworvenheden van de Friese emancipatie ook in de toekomst veilig te stellen. Net zoals dat voor de homobeweging geldt. Vroeger gold de regel: “stadslucht maakt vrij”. Tegenwoordig kun je als homo beter op het Friese platteland wonen: “Friesland maakt vrij!” Ik herinner mij nog dat Nederlandse homo’s al blij waren als ze door de Amsterdamse Leidsestraat hand in hand konden lopen en neerkeken op de achterlijke provincie. Veel van die Amsterdammers kwamen daar overigens zelf vandaan. 

Net zoals potenrammers hun eigen onzekerheid over hun seksuele identiteit afreageren door die in openlijke homo’s te vervolgen, zo is de minachting van “de provincie” door sommige Randstedelingen een blijk van onverwerkte minderwaardigheidsgevoelens over hun eigen verleden. De bevordering van een positieve en op diversiteit gerichte Friese identiteit in de verschillende Frieslanden is daarom een welbegrepen eigenbelang voor iedereen die de betekenis van culturele diversiteit voor een verenigd Europa onderkent. 

7. Assimilatie, segregatie, integratie 
Eeuwenlang hebben mannen die op mannen vielen (en vrouwen die op vrouwen vielen) geworsteld tussen aanpassing en afzondering. Homoseksueel gedrag is van alle tijden en plaatsen, wereldwijd. Maar telkens werd daar op andere wijzen inhoud en vorm aan gegeven. Wie zegt dat de bijbel of de koran homoseksualiteit verbiedt, verkondigt net zulke onzin als godsdienstigen die dat zeggen over televisie kijken of autorijdende vrouwen.
Hedendaagse homoseksuele identiteiten zijn pas in de laatste eeuwen tot ontwikkeling gekomen. Alle veroordelingen die men in bijbelse en koranteksten meent te moeten lezen, slaan op zijn best (of zijn slechtst) op mensen die geacht werden hetero te zijn en die zich tegen hun eigen identiteit in zouden gedragen. En degenen die menen dat homoseksualiteit een westerse uitvinding zou zijn, blijken niet op de hoogte van de gelijkgeslachtelijke praktijken in vroegere en hedendaagse Afrikaanse en Aziatische culturen. Niet homoseksualiteit is opgedrongen aan die culturen maar de anti-homoseksualiteit van met name de Engelse koloniale wetgeving uit vooral de negentiende eeuw.

We zijn dus niet meer gedwongen te kiezen tussen assimilatie of segregatie want er is een tussenvorm die integratie heet: het ontwikkelen van persoonlijke of subculturele identiteiten die heel goed kunnen samengaan met collectieve identiteiten die ruimte bieden aan gelijkwaardigheid in verscheidenheid. 


Onlangs was er een Marokkaans-Nederlandse jongen die op de televisie zei niets van homo’s te moeten hebben: ze moesten maar terug naar “hun eigen land”! Hier zien we duidelijk dat discriminatie op grond van afwijkende identiteiten makkelijk doorgegeven kan worden. Daarom is het ontwikkelen van een sterke en open Friese identiteit niet een bron van discriminatie maar juist een middel tot bestrijding daarvan. Iemand die weet wie en wat hij of zij wil zijn, staat sterker in de schoenen dan iemand die zich achtergesteld voelt en dat gevoel wil wegdringen door zich tegen anderen af te zetten. De grootste homovervolgers zijn degenen die hun eigen homogevoelens onderdrukken door die in anderen te achtervolgen. 

8. Friese identiteiten 
Ik ben zelf geboren en (tot mijn achttiende) getogen in het Gooi. Toen Herman en ik elkaar veertig jaar geleden leerden kennen, spraken wij af dat hij naar de Randstad zou komen en dat wij na onze werkloopbaan naar zijn "heitelân" Friesland zouden verhuizen. Dankzij onze vele vakanties in Friesland kon ik mij daar wel iets bij voorstellen maar de overgang van Randstad naar Friesland was toch groter dan ik dacht. Zonder de hulp van Herman had het makkelijk mis kunnen gaan. Helaas kennen weinig mensen de inburgeringsgids van Marja Boonstra voor niet-Friezen die in Friesland willen gaan wonen, werken of verblijven: “nieuwefriezen.nl”. We kennen wel allemaal het voorbeeld van de Friese brugwachter die tegen een tegemoetkomende boot met niet-Friezen roept: “It kin net” ofwel: het kan niet! 

Maar gelukkig waren er enkele Hollanders die Friesland bezochten die mij enorm geholpen hebben om te verfriezen. De eerste cultuurschok was het vele toeteren in de Friese dorpen. Ik was gewend aan het toeteren in de Randstad dat meestal gepaard ging met schelden en de opgestoken middelvinger. Ik ben de hele wereld rondgereisd en ben in het verkeer nog nooit zoveel uitgescholden als in Amsterdam Het meest nog door voetgangers en fietsers die zich zelf niet aan verkeersregels houden maar een groot genoegen beleven aan het uitfoeteren van automobilisten die zich wel aan de regels houden. Het was dus een hele, positieve, ontdekking dat men in Friese dorpen elkaar begroet door te toeteren! 

Mijn tweede inburgeringservaring was dat men in Friese dorpen met elkaar de straat schoon houdt. Toen ik gedachteloos wat rotzooi van de straat oppikte, werd ik verrast door een bekakt Goois pratende “dame” die schamperde: “Ingehuurd om de straat schoon te houden?” Gelukkig kon ik haar in hetzelfde bekakte Goois antwoorden dat “wij Friezen” geen rotzooi maken van de openbare ruimte en dat men daar in de Randstad nog wat van kon leren! 

De derde ervaring betrof een groep Leidse studenten. (Ook hier helpt het als je de Randstad- dialecten een beetje kent.) Ze liepen in ons dorp Molkwar rond zoals men een dierentuin met exotische vogels bespreekt en de minachting voor het achterlijke platteland spatte er van af. Ik kon het toen niet laten om mij voor te stellen als een hoogleraar die het betreurde dat sommige studenten zich vooroordeelbevestigend gedroegen, waarop zij met de spreekwoordelijke staart tussen de benen afdropen. 

Een vierde ervaring was een taalmisverstand. Algemeen Beschaafd Fries heet “Geef Frysk” (spreek uit: keef) ofwel gaaf Fries, maar ik verstond Gay Fries en was heel benieuwd naar deze mij onbekende homotaal...

De vijfde ervaring heeft voor iemand een noodlottiger afloop gehad zoals vele Friezen uit de media weten. Voor niet-Friezen: het is in Friesland veel gebruikelijker dan in de Randstad om elkaar op straat te begroeten ook al kent men elkaar niet. Gangbaar is: “Goeie” (spreek uit koeie) dat niets met koeien te maken heeft maar goedendag betekent, iets dat je in de Randstad nauwelijks meer hoort. Ook gebruikelijk is “Midje” dat goedemiddag betekent maar door homovijandige Friesonkundige jongelingen snel verstaan kan worden als “mietje” met alle mogelijk fatale gewelddadige gevolgen van dien. Kortom: een gebruiksaanwijzing Fries voor niet-Friezen is zeer aan te raden!


Er zijn drie soorten Friese identiteiten: je bent er geboren en getogen, je bent Fries van herkomst maar woont elders (de “Friezen om utens” die zich vaak nog heel nauw met Friesland verbonden voelen), en de nieuwkomers zoals ik. Van hen wordt verwacht dat ze snel leren om Fries te verstaan. Dat laatste is makkelijker dan veel niet-Friese Nederlanders denken. Begrijp je een woord niet, ga naar het Engels en dan lukt het meestal wel want het Fries bevindt zich tussen het Nederlands en het Engels in. Wat zou helpen is als de Nederlandstalige televisiezenders wat meer Friessprekenden met ondertiteling zou laten zien en horen. En als Friestaligen niet meteen Nederlands beginnen te spreken tegen mensen zoals ik die Fries willen leren spreken. Een soort uit de kast komen van Friezen dus! 


Een sterke en open Friese identiteit vraagt om het gebruik van Fries in opvoeding, onderwijs, media en positieve beeldvorming. Wie dat nalaat, geeft de beeldvorming uit handen met alle gevaarlijke gevolgen van dien zoals de geschiedenis van de homovervolging heeft laten zien: wie beantwoordt aan de vooroordelen wordt opgemerkt en versterkt de vooroordelen, wie met open vizier opkomt voor de eigen identiteit die doorbreekt de negatieve vooroordelen en bevordert een sterke en open identiteit, zowel persoonlijk als collectief. 

Identiteit: daar moet je wel wat voor doen maar dan heb je ook wat om trots op te zijn! 




Naschrift: deze lezing is ook te vinden op de website van het Studiecentrum Openbaar Onderwijs. Zie ook blogbericht 143: Friesland in mijn memoires. 
Naschrift: Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda. Deze Tresoar-lezing is daarin volledig opgenomen.