zaterdag 29 maart 2014

35. Twee katholieke kandidaatsexamens

Op zaterdag 7 december 2013 schreef ik blogbericht 23. Onderwijsverleden. Op zaterdag 1 februari werd deze onderwijsreeks vervolgd met blogbericht 27. "Dachautje spelen". Deze beschrijving van misstanden aan de katholieke universiteit van Nijmegen sprak veel lezers wereldwijd kennelijk aan want dit blogbericht is nu het op één na meest bekeken bericht van mijn blog. In onderstaand onderdeel van mijn memoires komt een einde aan mijn lijdensweg door het katholiek onderwijs. Op grond van deze ervaringen lag mijn latere keuze voor het openbaar onderwijs voor de hand.


NIJMEGEN ZOMER 1967

In de zomer van 1967 zakte ik geheel onverwacht voor mijn kandidaatsexamen. Wat was er gebeurd? Tijdens mijn tentamen ethiek had hoogleraar Van Boxtel mij steeds gevraagd: “wat vindt u van?” en ik had steeds mijn mening gegeven, over zaken als homoseksualiteit, euthanasie, doodstraf, buitenechtelijke seks, kernwapens, enzovoorts. 

Toen ik in plaats van de door mij verwachte buluitreiking van de voorzitter van de examencommissie hoogleraar Thurlings (in aanwezigheid van Van Boxtel) te horen kreeg dat mij geen kandidaatsbul werd uitgereikt omdat ik gezakt was op ethiek, steeg ik (net zoals bij mijn ontgroening) uit boven mijn verlegen zelf en zei: “Uw collega Van Boxtel heeft tijdens het tentamen steeds naar mijn mening gevraagd over ethische vraagstukken. Dat betekent dat ik niet gezakt ben op gebrek aan feitenkennis maar op mijn opvattingen. Dat kan ik mij voorstellen bij een seminarie maar niet bij een universiteit. U heeft daarmee gehandeld in strijd met de bekostigingsgrondslag van overheidswege. Mij rest dus niets anders dan naar de minister van onderwijs te stappen en het verzoek in te dienen op grond hiervan de bekostiging van deze universiteit in te trekken. En ik zal mijn studie voortzetten in Utrecht waarnaar ik onmiddellijk zal verhuizen.”  

Ik zag de voltallige examencommissie bleek wegtrekken en Thurlings antwoordde: “Ik stel voor dat wij daar zo dadelijk nog even onder vier ogen over van gedachten wisselen voor u die stap zet.” Ik stemde daar mee in omdat wel duidelijk was dat Thurlings alles zou doen om dit recht te breien.

En zo geschiedde. Thurlings stelde voor dat ik na de zomer op één dag herexamen zou doen. Met de trein komend vanuit Utrecht zou ik vanaf het station van Nijmegen een taxi nemen naar het huis van zijn collega economie.  Die zou mij voor de vorm een vraag stellen. Met dezelfde taxi zou ik naar het huis van Thurlings rijden. Daar zou hetzelfde gebeuren. De treinkosten vanuit Utrecht en de taxikosten in Nijmegen zou hij mij dan vergoeden. Vervolgens zou ik mijn tocht met de taxi voortzetten naar het klooster waar Van Boxtel woonde en zou ik de taxi betalen en weg sturen. Op alle vragen van Van Boxtel die begonnen met: “wat vindt u van” zou ik dan antwoorden: “volgens het Thomisme is het zo dat”. Daarna zou de bul per post worden thuisgestuurd.

Ik stemde met deze oplossing in omdat ik geen enkel bewijs zou kunnen overleggen van wat er werkelijk tussen Van Boxtel en mij was besproken. Ik kreeg de indruk dat het niet de eerste keer was dat een dergelijke ‘reparatie’ plaats zou vinden. In het najaar liep alles volgens plan. Thurlings sprak nog wel de hoop uit tijdens zijn ‘tentamen’ dat ik een en ander niet aan de grote klok zou hangen waarop ik antwoordde dat ik niet op ruzie uit was. En dat was ook zo want ik had al genoeg aan mijn hoofd in die dagen. Maar ik had wel mijn bekomst van bijzonder onderwijs!



Zie voor het vervolg: blogbericht 39. Gered door studentendecaan.
Naschrift:
Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.

Een lezer schrijft: "Dit is wel weer hilarisch, Rob! Zo deden ze dat dus. Je was opmerkelijk welbespraakt. blijkbaar toen al, en kende de feiten. Dat was men waarschijnlijk niet gewend van de volgzame Brabanders en Limburgers. Dat men je niet alleen een regeling op maat aanbood, maar je ook nog eens financieel tegemoet kwam, zegt veel. De doofpot mocht wat kosten. Heb je in jouw studententijd meer van dit soort verhalen gehoord? Er zal vaker iets soortgelijks hebben plaatsgevonden.
De sjoemelcultuur begon natuurlijk al op de seminaries, waar jongens die priester moesten worden (niet zelden zonen van rijke boeren en middenstanders of van vooraanstaande families), maar niet de intelligentie hadden waarmee ze een normaal gymnasiumdiploma zouden kunnen halen, de zogenaamde priesterzes kregen. Ze werden toch priester, dus wat maakte het uit?"