zaterdag 7 december 2013

23. Onderwijsverleden

In mijn eerste blogbericht, van 6 juli 2013, kondigde ik aan te gaan schrijven over (onder andere) openbaar onderwijs. Omdat ik 25 jaar voorzitter ben geweest van het landelijk platform openbaar onderwijs CBOO ligt dat ook voor de hand. Maar toen kwam het oordeel van Yahoo dat mijn blog 'obscene' taal zou bevatten (zie blogbericht 4 van 27 juli 2013). Dat werd gevolgd door de Russische blokkade van mijn blog (zie blogbericht 6 van 10 augustus 2013). En vervolgens kreeg ik wereldwijd reacties van lezers over Vlaanderen, Frankrijk, Zuid Afrika, de Verenigde Staten, de Britse vooroordelen over 'the Dutch' en de vele vaak 'vergeten' voormalige overzeese gebieden van Nederland. Dan ben je zo 23 weken verder zonder regelmatig over het openbaar onderwijs geschreven te hebben.

In CBOO weekbericht 48 van 28 november 2013 wordt verwezen naar een plan om daarin in de nabije toekomst verandering te brengen: "Blogbericht 11 van zaterdag 14 september spitst hij toe op een vergelijking van het openbaar onderwijs van Frankrijk en Nederland; zeer de moeite waard! De frequentie van blogs over het openbaar onderwijs gaat Rob Tielman opvoeren. Op termijn is het de bedoeling dat ze gepubliceerd worden op de website van het Studiecentrum Openbaar Onderwijs, waarvan Rob Tielman bestuurslid is. Vooralsnog volgen er vooraankondigingen via CBOO-berichten als in de blogs het openbaar onderwijs ter sprake komt."

In blogbericht 3 van 20 juli 2013 meldde ik druk bezig te zijn met het schrijven van mijn memoires. Een deel daarvan gaat over het onderwijs dat ik gevolgd en gegeven heb. Dat is hopelijk verhelderend om te begrijpen hoe ik tegen het openbaar onderwijs aankijk. Daarom begin ik met een stukje uit mijn memoires dat al klaar is. Een voorpublicatie dus!

Voor een goed begrip van onderstaande tekst is het nodig om een paar dingen te weten. Mijn vader heeft van zijn zestiende tot zijn achttiende in een Duits kamp gezeten waar hij (door een Brits vergissingsbombardement) met een bijna afgezet been uit is gekomen. Kort na de bevrijding ontmoette hij een katholiek buurmeisje uit de Graaf Florislaan in Hilversum waar zijn ouders een pension hadden voor dames op leeftijd. Mijn ouders moesten begin 1946 trouwen (ik was wat toen 'een moetje' werd genoemd).  Mijn atheïstische vader werd door zijn katholieke schoonvader en diens kerk gedwongen om mij katholiek op te voeden. Ik begin mijn memoires met het beschrijven van mijn eerste tien herinneringen.

HILVERSUM ZOMER 1951

Mijn vierde herinnering is de dag in 1951 waarop ik als vijfjarige kleuter huilend door mijn moeder werd achtergelaten in een kille kleuterschool aan de Lage Naarderweg in Hilversum. Afgedwongen door de Roomse kerk moest ik katholiek worden opgevoed. Dat was zeer tegen de zin van mijn godsdiensthatende vader en grootouders, waar wij (door de naoorlogse woningnood gedwongen) inwoonden. 
Aan deze nonnenschool heb ik de vreselijkste herinneringen. De nonnen gedroegen zich als kinderhaters. Godsdienst betekende voor deze nonnen vooral angst kweken voor de hel. Ik herinner mij nog dat ik een moedervlekje had. Dat werd door de nonnen vals aangegrepen om te dreigen. Het zou het begin van kanker kunnen zijn. Als ik een doodzonde zou begaan die ik niet zou biechten, zou ik voor eeuwig in de hel moeten lijden.

Sociologen vragen zich wel eens af hoe het komt dat tweederde van de Nederlanders op katholieke of protestante scholen heeft gezeten terwijl in feite maar eenderde van de Nederlanders kerkelijk blijkt te zijn. Ik vermoed op grond van mijn eigen ervaring dat het godsdienstig onderwijs een weerstandswerver tegen godsdienst moet zijn geweest.

Ondanks haar katholieke achtergrond slikte mijn moeder niet alles wat de kerk haar opdrong. Ik herinner mij uit 1952 een gesprek van haar met de pastoor waarin ze dreigde om mij van de Jozef-jongensschool aan de Koninginneweg in Hilversum af te halen: "eerst mij dwingen om de kinderen naar een katholieke school te sturen en dan ook nog eens schoolgeld opeisen terwijl wij van de steun moeten leven omdat mijn man door zijn slechte been geen werk kan vinden!" Dat werkte, mijn moeder werd vrijgesteld om schoolgeld te betalen voor mij en mijn jongere zusje.
Mijn geweldloze moeder sloeg mij nooit en aanvaardde het ook niet dat op de katholieke school kinderen geslagen werden. De onderwijzer van de derde klas die mij in 1954 met een houten lineaal een tik op mijn vingers had gegeven, werd in mijn aanwezigheid bestraffend toegesproken en bleef voortaan van mij af.
Omdat de pastoor op de lagere school godsdienstonderwijs gaf en hij de beste jongetjes 'beloonde' door hen op zijn schoot te nemen, zorgde ik er voor om in dit vak niet uit te blinken. Zijn onderwijs bestond uit niet veel meer dan uit het hoofd leren van de r.k. catechismus. Het enige dat ik mij ervan nog herinner was: "Waartoe zijn wij op aarde? Wij zijn op aarde om hier en in het hiernamaals gelukkig te worden." Maar echt gelukkig was ik niet op de lagere school.

De belangrijkste oorzaak was dat ik veel te leergierig was. Als het schooljaar begon, had ik de meeste schoolboeken al doorgewerkt. Nadat mijn katholieke opa, die mij als "uit zonde geboren kind" nooit had willen ontmoeten, in 1952 aan kanker was overleden, kreeg ik van mijn oma zijn 25-delige "Katholieke Encyclopaedie" uit de dertiger jaren. Daaraan beleefde ik meer genoegen dan aan de hele lagere school.
Een tweede oorzaak was het feit dat ik in alle vakken goed was behalve rekenen. Noch op de lagere, noch op de middelbare school heeft een docent zich afgevraagd waarom ik in rekenen zo slecht was. Pas op de universiteit ben ik daar zelf achtergekomen. In de jaren vijftig en zestig draaide alles nog om het hoofdrekenen. Het getal 21 werd in mijn hoofd door het woord "een-en-twintig" het getal 12. Had ik op een Engelstalige school gezeten dan was het getal "twenty-one" gewoon 21 geworden. Mijn hele schooltijd wilde ik architect worden maar dat ging niet door met zulke slechte cijfers voor rekenen en wiskunde. Achteraf gezien een geluk bij een ongeluk want ik heb mij dankzij de studie in de sociologie breder kunnen ontplooien.
Een derde oorzaak was het verplichte biechten. Hele klassen werden als schapen naar de biechtstoel gedreven. Ik was een vreselijk braaf jongetje maar daar wilden de meeste biechtvaders niets van weten. Zij bleven doorvragen of ik geen onzedelijke gedachten had gehad over meisjes of misschien wel jongens. De dreigende hel en verdoemenis hingen boven mijn hoofd als ik geen zonden zou biechten. In uiterste nood bedacht ik dan maar dat ik thuis een snoepje had gejat uit de pot met snoepjes, die wij overigens thuis helemaal niet hadden! Mij is nooit duidelijk geworden welke Roomse redenering achter deze zondenjacht stak die tot leugentjes uit bestwil leidden.

Op het R.K.Lyceum aan de Emmastraat in Hilversum werd ik tussen 1958 en 1964 intellectueel wat meer uitgedaagd. De jaren zestig zorgden voor een wat liberaler katholiek klimaat. Al herinner ik mij dat een door de leerlingen zeer gewaardeerde docent staatshuishoudkunde op staande voet werd ontslagen omdat hij ging scheiden, en een docente omdat zij ging trouwen. Ook de Roomse redeneringen hierachter heb ik nooit tot de mijne kunnen maken.
Er werd op deze katholieke middelbare school niet aan seksuele voorlichting gedaan en gezien de toen heersende vooroordelen over homoseksualiteit was dat in mijn geval misschien nog beter ook. Maar ik herinner mij wel dat meisjes af en toe plotseling om "gezondheidsredenen" een weekje naar Engeland moesten. Pas later begreep ik dat abortus in het spel was. Het woord condoom heb ik op school nooit gehoord.
Mijn hele schooltijd was een strijd tussen godsdienst en godsdiensthaat die uiteindelijk geleid heeft tot mijn keuze voor humanisme en pluriform openbaar onderwijs. 


Naschrift: op zaterdag 1 februari 2014 wordt deze onderwijsreeks voortgezet met blogbericht 27. "Dachautje spelen"

Mijn memoires "Humanisme als zelfbeschikking, levensherinneringen van een homohumanist" zijn november 2016 uitgegeven bij de Papieren Tijger Breda.